Bijzondere Bijstand ook bij loonbeslag
Wanneer beslag op het inkomen is gelegd, is er doorgaans geen ruimte om de kosten van een bewindvoerder of de eigen bijdrage van een advocaat te betalen. Dit hoeft geen probleem te zijn, want voor deze noodzakelijke kosten moet de gemeente bijzondere bijstand verstrekken. Er zijn echter gemeenten die denken dat bij de vaststelling van de draagkracht uitgegaan moet worden van het inkomen zonder beslagafdracht, want anders zou er indirect betaald worden aan de schulden. Een onduidelijke uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) uit 2017 heeft deze gedachte verder aangewakkerd. De CRvB heeft echter op 19 januari 2021, op niet mis te verstane wijze, een eerdere uitspraak uit 2006 bevestigd. Bij de draagkrachtberekening mag de gemeente het deel van het inkomen waar beslag op ligt niet meenemen, omdat je over dat deel redelijkerwijze niet kunt beschikken.
X heeft bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van verf, gordijnen, een laptop en een tweede bed. Het college van B&W heeft de aanvraag afgewezen en heeft daarvoor de volgende argumenten aangevoerd:
- De kosten voor de goederen waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd kunnen worden aangemerkt als noodzakelijke kosten. Deze kosten zien echter op duurzame gebruiksgoederen en moeten worden aangemerkt als incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan die in beginsel moeten worden bestreden uit het inkomen van de betrokkene hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf.
- Daarnaast heeft X voldoende draagkracht. Met beslag op het inkomen of aflossing van schulden kan geen rekening worden gehouden bij de berekening van de draagkracht of reserveringscapaciteit.
Zowel het bezwaarschrift als het beroep bij de rechtbank is ongegrond verklaard. X heeft hoger beroep ingesteld en aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van het college heeft onderschreven dat geen rekening moet worden gehouden met het executoriaal beslag dat op zijn inkomen lag. Hij heeft aangevoerd dat het college met het beslag rekening had moeten houden bij de vaststelling van de draagkracht. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat hij vanwege dat beslag niet in staat was om voor de betreffende kosten te reserveren. Dit is volgens X een bijzondere omstandigheid die tot verlening van bijzondere bijstand voor de door het college als noodzakelijk aangemerkte kosten had moeten leiden.
De CRvB hanteert een andere volgorde dan gebruikelijk en beoordeelt allereerst of er sprake is van voldoende draagkracht. Samengevat oordeelt de CRvB als volgt.
Draagkracht
Het college heeft bij de vaststelling van de draagkracht onder andere het inkomen van X waarop beslag is gelegd in aanmerking genomen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het college daarmee binnen de grenzen van een redelijke wetstoepassing is gebleven. Daarover wordt het volgende overwogen.
Als uitgangspunt geldt dat de bijstandsnorm toereikend moet worden geacht om te voorzien in alle noodzakelijke kosten van het bestaan. Uit artikel 35, eerste lid, van de PW volgt dat de belanghebbende die als gevolg van bijzondere omstandigheden in een individueel geval wordt geconfronteerd met noodzakelijke kosten van het bestaan die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen op het niveau van de bijstandsnorm, in beginsel recht heeft op bijzondere bijstand voor die kosten, als de eigen draagkracht onvoldoende is om die kosten te voldoen. Voldoende draagkracht is aanwezig als die kosten naar het oordeel van de bijstandverlenende instantie (het college) kunnen worden voldaan uit de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen boven de bijstandsnorm.